-
1 limber
adj. buigzaam, lenig--------n. buigzaamheid, lenigheid--------v. buigzaam maken, lenig worden; de spieren los makenlimber1[ limbə] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉————————limber2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 warm up
v. verwarmen; warm maken; opwarmen, de spieren losmaken (sport); opwarmingwarm up♦voorbeelden:1 warm up to something • opgaan in/enthousiast worden over ietsII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 flex one's muscles
-
4 limber up
limber up -
5 loosen up
-
6 loosen
v. losgaan, ontspannen, verslappen; los(ser) maken, laten verslappen/vieren[ loe:sn]1 losgaan ⇒ ontspannen, verslappen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 los(ser) maken ⇒ laten verslappen/vieren♦voorbeelden:loosen up • doen ontspannen -
7 muscle
n. spier; kracht--------v. zich indringen bij; inbreuk maken op[ musl]1 spier♦voorbeelden:not move a muscle • geen spier vertrekken2 put some muscle into your attitude! • toon eens wat meer ruggengraat!
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский